Wel dikkopje, geen kikkervisje

De Vlinderstichting
19-JUN-2012 - Juni is de tijd dat het groot dikkopje flink begint te vliegen. Deze fraaie dagvlinder is niet heel opvallend en wordt nogal eens over het hoofd gezien of aangezien voor een nachtvlinder. Hij is erg gevoelig voor een intensief maaibeheer.

Bericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]

Juni is de tijd dat het groot dikkopje flink begint te vliegen. Deze fraaie dagvlinder is niet heel opvallend en wordt nogal eens over het hoofd gezien of aangezien voor een nachtvlinder. Hij is erg gevoelig voor een intensief maaibeheer.

Groot dikkopje is te herkennen aan de lichte vlekjes (foto: Kars Veling)Het groot dikkopje is een redelijk mobiele standvlinder die vooral op vochtige, beschutte plaatsen kan worden gevonden. De soort heeft één generatie per jaar en vliegt van half juni tot half augustus. Het is een regelmatig voorkomende vlinder, maar zeker niet zeer algemeen. Op de Rode Lijst staat de soort als kwetsbaar. Het is eigenlijk vreemd dat de vlinder niet op meer plaatsen voorkomt, want de waardplanten waarop de rupsen zijn gespecialiseerd zijn allerlei veel voorkomende grassen zoals kweek, witbol en zwenkgras. De eieren worden op deze grassen gelegd en de rupsen overwinteren in samen gesponnen grashalmen boven het maaiveld. Dat is dan ook precies de reden voor het beperkte voorkomen. Ze kunnen alleen overleven op plekken waar niet alles gemaaid wordt, maar waar gedeelten blijven staan. Gefaseerd maaien noemen we dit. Omdat de rups vanaf eind juni tot in het volgende jaar april in het gras aanwezig is moeten er dus ook bij de maaibeurt voor de winter delen worden gespaard.

Drinkend uit knoopkruid met zijn lange roltong (foto: Kars Veling)Het groot dikkopje vinden we regelmatig in heidegebieden, in open bospaden en in de duinen. Dat zijn plaatsen waar sowieso al gras blijft staan omdat er niet of maar gedeeltelijk gemaaid wordt. Ze zijn de komende weken als vlinder aanwezig en op de vliegplaatsen zeker niet zeldzaam. Je kunt ze goed zoeken door bloeiende planten af te zoeken, want het zijn vlinders die veel nectar nodig hebben en dus vooral aanwezig zijn in de buurt van deze planten. Braam is een uitstekende nectarplant en in de open bospaden is dit de belangrijkste voedselbron. Ook kale jonker en andere distels worden gebruikt en plaatselijk is knoopkruid een geliefde plant. In de duinen kun je soms meer bij elkaar aantreffen op een mooie pol slangenkruid. Hij is goed te herkennen aan zijn wat driehoekige vorm, de oranjebruine kleur die bij verse vlinders een groenige glans heeft en aan de lichte stipjes die op de onderzijde zijn te zien.

Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting