Ringmus juveniel

Houdt de ringmus stand?

Sovon Vogelonderzoek Nederland
1-FEB-2013 - De ringmus wordt steeds schaarser in Nederland, zo blijkt uit de laatste peilingen van Sovon Vogelonderzoek Nederland. In de jaren zeventig was de soort nog een algemene standvogel in Nederland, nu is zijn aanwezigheid veel minder vanzelfsprekend. In de broedvogelatlas van 2002 werd een afname van zeventig tot negentig procent gerapporteerd; de aflopen tien jaar bedraagt de afname ongeveer zes procent per jaar.

Bericht uitgegeven door Sovon Vogelonderzoek Nederland [land] op [publicatiedatum]

De ringmus wordt steeds schaarser in Nederland, zo blijkt uit de laatste peilingen van Sovon Vogelonderzoek Nederland. In de jaren zeventig was de soort nog een algemene standvogel in Nederland, nu is zijn aanwezigheid veel minder vanzelfsprekend. In de broedvogelatlas van 2002 werd een afname van zeventig tot negentig procent gerapporteerd; de aflopen tien jaar bedraagt de afname ongeveer zes procent per jaar.

Jonge ringmus (foto: Luc Hoogenstein)Van sommige vogelsoorten is het lastig om de precieze stand bij te houden. Ze zijn talrijk, komen verspreid voor en vertonen onduidelijk territoriaal gedrag. De ringmus is er zo een. Een soort die in de jaren zeventig nog erg algemeen was in Nederland. Nu de tellers voor de nieuwe vogelatlas eropuit trekken, is het nog maar de vraag in hoeverre ze nog ringmussen tegenkomen. De laatste peilingen van Sovon Vogelonderzoek Nederland laten zien dat deze bekende standvogel schaarser en schaarser wordt.

Laten we de feiten even op een rij zetten. In de periode 1973 tot 1977 was de ringmus nog in 91 procent van alle atlasblokken van vijf bij vijf kilometer aanwezig. Men schatte het aantal in Nederland indertijd op maximaal 750.000 broedparen. Daarmee was het een van de meest verbreide en algemeenste broedvogels in ons land. De ringmus was dan ook een echte karaktervogel van met name het oostelijke, hoger gelegen deel van Nederland. In het westelijke, lage deel van Nederland kwam men minder ringmussen tegen. Dat heeft alles te maken met het voorkeursbiotoop van deze fraaie mussen. Het liefst broeden ze in kleinschalig cultuurlandschap met verspreide bebouwing, oude boomgaarden, heggen en houtwallen. In de jaren zeventig nestelden ze ook in bossen, veelal in nestkasten: vaak tot ongenoegen van nestkastcontroleurs.

Een tussenstand
Sinds de jaren zeventig is er heel wat veranderd. De ringmus verdween nagenoeg uit alle bosgebieden inclusief die in de duinen. Desondanks kwamen tellers voor de tweede broedvogelatlas in de periode 1998 tot 2000 de soort nog in ongeveer even veel atlasblokken tegen. Maar de lokale dichtheden waren inmiddels sterk afgenomen, ook op het platteland van Hoog-Nederland. In de atlas die in 2002 verscheen, werd een afname van zeventig tot negentig procent in die gebieden gerapporteerd. Weinig chocoladebruine petjes meer in het westen van het land. Het landelijke aantal werd geschat op niet meer dan 150.000 broedparen. In dertig jaar tijd was de ringmus dus een heel stuk schaarser geworden.

En nu?
Nu mogen tellers blij zijn met een volkje ringmussen in hun atlasblok. De laatste ramingen voor het nog te verschijnen broedvogelrapport van 2011 laten een interessant en tegelijk droefgeestig beeld zien. Sinds de jaren negentig is onze populatie ongeveer gehalveerd. De afname in de afgelopen tien jaar bedroeg gemiddeld ruim zes procent per jaar. Net als andere boerenlandvogels zoals de patrijs en veldleeuwerik, is ook de ringmus bezig met een sterke achteruitgang. De oorzaken voor deze afname zijn niet zo eenduidig. De gegevens uit het nestkaartenproject van Sovon laten zien dat het aantal jongen dat per nest uitvliegt sterk fluctueert over de jaren. Maar over het algemeen lijkt het broedsucces niet significant af te nemen. Ligt de oorzaak dan vooral buiten de broedtijd? De ringmus is een standvogel die zich graag tegoed doet aan zaden en granen. Wellicht zit daar de pijn. Kunnen ringmussen nog wel voldoende voedsel vinden in ons land? Een vraag die niet beantwoord zal kunnen worden door alleen telwerk. Maar deze noeste arbeid zet wel aan tot gerichter onderzoek.

Tekst: Albert de Jong, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto: Luc Hoogenstein, Saxifraga