smalle wilgenmineermot bladmijn

Nieuwe mini-microvlindersoort voor Nederland al op veel plekken gevonden

De Vlinderstichting, Naturalis Biodiversity Center
29-OKT-2017 - Op 2 oktober 2017 vond Ben van As bladmijnen van een niet eerder in Nederland gevonden mineermot op smalbladige wilgen. Na een gerichte zoekactie werden wel duizenden mijnen van deze soort in de provincies Drenthe, Friesland en Groningen aangetroffen! Waar komt deze soort zo opeens vandaan? De soort heeft nog geen Nederlandse naam; we stellen voor hem ‘smalle wilgenmineermot' te noemen.

Schietwilgen bij Lauwersoog waar veel bladmijnen van de smalle wilgenmineermot zijn gevondenOp 2 oktober vond Ben van As bij Gieterveen in Drenthe bladmijnen op kraakwilg, Salix fragilis. Ze weken af van de bekende schietwilgmineermot, Stigmella obliquella, maar leken wel te behoren tot de familie van de mineervlinders (Nepticulidae). Op grond van foto’s concludeerde Erik van Nieukerken, specialist van deze vlinderfamilie, dat het wel eens om Stigmella nivenburgensis zou kunnen gaan. Dit werd later door onderzoek van de bladmijnen bevestigd. Het was een zeer verrassende vondst omdat deze soort niet uit nabijgelegen delen van Europa bekend was.

Zeer grote aantallen

Met deze kennis gingen Ben van As en Gerrit Tuinstra op zoek in Noord Nederland en vonden de mijnen soms in zeer grote aantallen op veel plaatsen in Friesland, Drenthe en Groningen en later ook eenmaal in Flevoland. Met name in het Lauwersmeergebied werden vaak duizenden mijnen bij elkaar gevonden! Helaas waren de meeste gevonden bladmijnen al leeg: de rups was er uit gekropen. De enkele rupsen die toch nog gevonden werden, zijn geconserveerd voor DNA onderzoek. De smalle en rechte bladmijnen op smalbladige wilgen van deze soort zijn zeer karakteristiek en maken de herkenning gemakkelijk, met de kanttekening dat jonge mijnen juist wel erg op die van de schietwilgmineermot kunnen lijken. De soort heeft nog geen Nederlandse naam; wij stellen voor hem de ‘smalle wilgenmineermot’ te noemen naar aanleiding van de smalle bladmijn. De soort maakt bladmijnen op diverse soorten smalbladige wilgen zoals de schietwilg, kraakwilg, treurwilg, kronkelwilg, gele treurwilg en amandelwilg.

 

Kaartje met de vindplaatsen van de smalle wilgenmineermot en de mijnen , met doorvallend en met opvallend licht

Waar komt de soort zo plotseling vandaan?

De mijnen van de smalle wilgenmineermotDe ‘smalle wilgenmineermot’ is vooral bekend van Zuid- en Midden-Europa, maar komt ook voor in Azië: tot in Japan. Hij werd nog niet zo lang geleden noordelijker aangetroffen: in 1988 in Polen, rond 2000 in Litouwen en Beieren, en in 2003 in oostelijk Duitsland bij de Poolse grens. Bijgaand kaartje geeft een overzicht van de Nederlandse vondsten. We hebben tevergeefs gezocht in Zuid-Holland en Gelderland, maar nog niet erg uitgebreid. Erik van Nieukerken vond ook enkele mijnen met rupsen in Noord-Frankrijk, dép. Somme, bij het Canal du Nord, terwijl de soort daarvoor alleen uit Zuid-Frankrijk bekend was. Gezien de enorme aantallen, met name in het Lauwersmeergebied, is er kennelijk sprake van een recente snelle uitbreiding, die de mijnenzoekers tot nu toe gemist hebben. Waarschijnlijk heeft de soort op eigen kracht Nederland bereikt, mogelijk vanuit Duitsland, waar minder op bladmijnen gelet wordt. Het is natuurlijk ook mogelijk dat de soort per ongeluk geimporteerd is met wilgen uit Zuid-Europa of zelfs China. Meer informatie over deze soort wordt gegeven op de website van de Nederlandse Microlepidoptera. Luister hier de reportage terug over bladmineerders op Vroege Vogels.

Wat zijn mineermotten?

Mineermotten zijn mini-microvlinders waarvan de volwassen vlinders vaak niet op het zicht te herkennen zijn. De rupsen vreten echter opvallende en herkenbare patronen in het bladgroen. Ze leven niet op, maar in de bladeren. Hier vormen ze, afhankelijk van de soort, smalle gangetjes of blaasvormige mijnen, al dan niet in een gevouwen blad.

Tekst: Erik J. van Nieukerken, Naturalis Biodiversity Center, met medewerking van Ben van As & Gerrit Tuinstra
Foto’s: Gerrit Tuinstra en Erik van Nieukerken