De schietmot Limnephilus marmoratus

Diversiteit aan aquatische insecten afgelopen 30 jaar toegenomen, aantal individuen gehalveerd

EIS Kenniscentrum Insecten, Radboud Universiteit, STOWA
18-OKT-2021 - De diversiteit aan watergebonden insecten, en daarmee de natuurkwaliteit van het oppervlaktewater van de onderzochte delen in Nederland, is de afgelopen drie decennia toegenomen. Het aantal insecten dat gebaat is bij een goede waterkwaliteit, zoals kokerjuffers en libellen, nam toe. Tegelijkertijd nam het totaal aantal individuen van watergebonden insecten met de helft af.

Dat blijkt uit een onderzoek naar de langjarige ontwikkeling van watergebonden insecten. De bevindingen ondersteunen het beheer van de waterschappen dat erop gericht is de waterkwaliteit en biodiversiteit te verbeteren. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van STOWA, het kenniscentrum van de waterschappen.

In 2017 sloegen Duitse en Nederlandse onderzoekers alarm over de insectenpopulatie in Duitsland. Het aantal vliegende insecten bleek daar sinds 1989 in 63 onderzochte beschermde natuurgebieden met ruim 75 procent te zijn afgenomen. Dit gegeven vormde voor STOWA aanleiding om onderzoek te starten naar de langjarige ontwikkeling van de watergebonden-insectenpopulatie in Nederland. Hiervoor verzamelde EIS Kenniscentrum Insecten over een periode van 27 jaar monitoringgegevens van acht waterschappen. Na een grondige voorbewerking van de basisgegevens werden deze geanalyseerd door wetenschappers van de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Aquatische insecten kunnen zowel als volwassen insect (imago) als als larve in het water leven. Links: waterwants Notonecta glauca, rechts larve van de pluimmug Chaoborus crystallinus

De acht bestudeerde waterschappen lagen in het zuiden (Limburg en Oost- en Midden-Brabant), oosten (Achterhoek en Twente), en westen (zuidwestelijke helft van Zuid-Holland). In de uitgevoerde analyses hielden de onderzoekers rekening met mogelijke verschillen tussen de waterschappen en de veldmedewerkers die de monsters verzamelden, alsook met het totale aantal meters dat bemonsterd werd. Weer- en waterkwaliteitsgegevens werden ruimtelijk geïnterpoleerd naar 1.709 locaties waar in totaal 12.087 macrofaunamonsters verzameld waren.

Minder insecten, hogere diversiteit

Het totaal aantal individuen van watergebonden insecten nam zoals gezegd met de helft af. Maar niet alle insectengroepen droegen evenveel bij aan deze halvering. Vooral de sterke afnames in de meest talrijke groepen waren bepalend: die groepen dansmuggen en haften die kenmerkend zijn voor voedselrijk water. Het aantal waterwantsen en waterkevers nam ook af, maar deze groepen waren sowieso al minder talrijk en hadden dus minder invloed op het totale aantal insecten. Dat laatste geldt ook voor kokerjuffers en libellen, die juist in aantal toenamen.

Haften van voedselrijk water behoren tot de grootste dalers

Minder eutrofiëring en toxische druk van pesticiden: meer diversiteit 

Trendanalyses op een lager taxonomisch niveau laten een geheel ander patroon zien: van 66 procent van 213 insectengeslachten nam het aantal individuen juist toe, ook binnen 68 dansmuggeslachten. Een ‘geslacht’, of ‘genus’, kan meerdere soorten bevatten. De meest talrijke geslachten kwamen minder voor, terwijl van de zeldzamere geslachten juist steeds meer individuen aangetroffen werden. Dit zorgde voor een gelijkere verdeling van de aantallen individuen over de insectengeslachten. Aangezien ook het aantal geslachten per monster toenam, is er dus sprake van een stijgende diversiteit.

Herstel van waterinsecten-gemeenschappen 

Eutrofiëring en pesticiden zijn twee grootheden die de trends het best verklaren

Het onderzoek duidt erop dat de gemeenschappen van waterinsecten zich aan het herstellen zijn van de slechte waterkwaliteit in de jaren tachtig, die veroorzaakt werd door vermesting ­­en vervuiling. Insecten die karakteristiek zijn voor gezonde beek- en meer-ecosystemen namen toe, terwijl negatieve indicatorgroepen juist afnamen. Zo deden insecten die van helder en stromend water houden het beduidend beter dan insecten die stilstaand water en slibbodems prefereren. Het ecologisch herstel van de aquatische systemen leidt tot een lagere aantal insecten-individuen dan ten tijde van de onnatuurlijk nutriënt- en voedselrijke periode aan het begin van de studieperiode. Die afname in het aantal individuen aan insecten kan gevolgen hebben voor de organismen die leven van insecten, zoals vleermuizen en veel vogels.

In veel wateren zijn de concentraties van nutriënten en toxische stoffen nog steeds boven de vastgestelde normen. De resultaten van dit onderzoek geven aan dat verdergaande verbetering van de waterkwaliteit en natuurvriendelijk oever- en waterbeheer kunnen leiden tot verder herstel van waterinsecten-gemeenschappen.

Meer informatie

De bijgevoegde illustraties kunt u rechtenvrij gebruiken, mits met bronvermelding.

Tekst: Eelke Jongejans, Radboud Universiteit & Theo Zeegers, EIS Kenniscentrum Insecten
Foto’s: Wil Leurs (leadfoto: schietmot Limnephilus marmoratus); Bureau Biota; Eelke Jongejans, Radboud Universiteit