De zeevlinder Cymbulia peronii gefotografeerd tijdens een nachtduik bij Florida.

Het glazen muiltje van Cymbulia: het zeevlinderwonder van de oceaan

Naturalis Biodiversity Center
5-MRT-2022 - Cymbulia peronii is een zeevlinder die overal ter wereld voorkomt en soms in groten getale wordt opgevist. Dit bijzondere dier is genomineerd voor de ‘weekdier van het jaar’-verkiezing 2022. Als deze soort de meeste stemmen krijgt, wordt het volledige genoom bepaald. Dit bevordert het onderzoek naar zeevlinders en hun aanpassingsvermogen aan oceaanverzuring.

Stem nu op Cymbulia peronii voor de 'Weekdier van het jaar'-verkiezing.

Op een rustige dag zweeft deze slak met een neerwaartse vleugelslag als een ruimteschip door de oceaan. Eigenlijk zwemt hij achteruit, want het achterste deel van zijn schelp is dan naar voren gericht. Maar wanneer er gevaar dreigt, gooit hij het roer om. Hij duwt zijn schelp, nu met de voorkant naar voren, door het water en schiet weg met een snelheid tot wel 45 centimeter per seconde. Dat is in één seconde meer dan zeven keer zijn lichaamslengte! We hebben het over Cymbulia peronii: een zeevlinder die behoort tot de vleugelslakken, ofwel pteropoden. 

Weekdier van het jaar

Grote hoeveelheid ‘glazen muiltjes’ van Cymbulia opgevist uit de Atlantische OceaanCymbulia peronii is bijna helemaal doorzichtig, maximaal zes centimeter groot, en heeft een flexibele zachte schelp. Bram Couperus, zeebioloog bij Wageningen Marine Research, en zijn collega Katja Peijnenburg van Naturalis hebben deze soort genomineerd voor de ‘Weekdier van het jaar’-verkiezing 2022, die het Senckenberg Onderzoeksinstituut en het LOEWE-centrum in Duitsland jaarlijks organiseren. Cymbulia peronii zit bij de top vijf genomineerden en maakt dus kans om te winnen. Tot 15 maart kun je stemmen. Het gaat niet alleen om de eer: de winnaar krijgt een volledige genoombepaling cadeau.

Couperus doet samen met andere landen jaarlijks onderzoek naar de blauwe wijting: een vissoort die voorkomt op ongeveer 450 meter diepte. Ten westen van Ierland in de Atlantische oceaan namen ze vijf proefmonsters met een groot grofmazig net, waarin ze grote aantallen Cymbulia peronii aantroffen. "Waarschijnlijk worden hun aantallen flink onderschat, omdat de meeste planktononderzoekers niet op deze diepte vissen en zeevlinders de kleinere netten ontwijken", vertelt Peijnenburg over deze soort.

Bijzondere schelpen

Cymbulia is een van de vele soorten zeevlinders. Deze groep speelt een belangrijke rol in het oceaan-ecosysteem. De schelpen van de verschillende soorten variëren enorm. Sommige hebben een harde schelp, een halve schelp, of helemaal geen schelp. Andere hebben een zachte schelp, gemaakt van gelatineachtig doorzichtig materiaal, zoals het glazen muiltje van Cymbulia. Harde schelpen lossen op in een zure omgeving en zijn dus gevoelig voor oceaanverzuring. De zeevlinders met een harde schelp worden daarom gezien als kanaries in de kolenmijn: een graadmeter voor oceaanverzuring

Cymbulia peronii gefotografeerd tijdens een nachtduik bij FloridaDe groep met een zachte schelp, de zogeheten pseudothecosomen, waar Cymbulia toe behoort, is heel interessant om verder te onderzoeken. Nauw verwante soorten binnen deze groep hebben een grote diversiteit aan schelpen. Dit suggereert dat zeevlinders een breed aanpassingsvermogen hebben als het gaat om oceaanverzuring. Sommige soorten zijn beter aangepast tegen verzuring dan andere, waardoor er grote verschuivingen kunnen optreden in de voedselketens. Het is belangrijk om deze veranderingen goed te begrijpen.

De flexibiliteit en het aanpassingsvermogen rondom hun schelpen is fascinerend, maar we weten niet precies hoe het werkt. Hun genoom, alle DNA-codes met erfelijke informatie over hun eigenschappen, is waarschijnlijk heel flexibel, waardoor ze zich kunnen aanpassen aan hun omgeving. Maar er is nog geen enkel genoom van een zeevlinder bekend. Alleen van kleine stukjes van het genoom, genen, kennen we op dit moment de code. Peijnenburg legt uit wat we met het hele genoom kunnen achterhalen: "Wij doen veel evolutie- en genetisch onderzoek, en zonder genoom zwem je in het donker. We onderzoeken hoe zeevlinders hun schelpen maken en welke eiwitten er in hun schelpen zitten. Dat proberen we vervolgens te koppelen aan verschillende genen. Dat lukt nu aardig, maar met een volledig genoom kun je alles beter in kaart brengen en zien welke genen met elkaar samenwerken."

Om dit object in te laden dien je marketing-cookies te accepteren.

Cymbulia peronii zweeft als een ruimteschip door de Middellandse Zee (Bron: Eric Amiel)

Wonderen van de oceaan

Naast hun sprookjesachtige uiterlijk zijn zeevlinders een belangrijke schakel in de voedselketen en erg belangrijk in de wereldwijde koolstofcyclus. In hun schelpen slaan ze koolstof uit de lucht op. Daarnaast maken zeevlinders een slijmweb om voedsel te vangen. Bij sommige soorten, zoals Cymbulia, kan dit web wel twee meter groot worden. Wanneer zeevlinders hun prooien hebben opgegeten, zakt al het slijm naar de bodem van de oceaan. Het slijm is onderdeel van de zogeheten zeesneeuw: een belangrijke voedselbron voor diepzeedieren en belangrijk omdat het veel koolstof vasthoudt.

Gelukkig hoeven we ons geen zorgen te maken over de verdwijning van zeevlinders als groep door het verzuren van de oceanen. Peijnenburg legt uit dat ze niet al te pessimistisch is over hun lot: "Deze dieren gaan ons echt wel overleven. Ze zijn er al miljoenen jaren, eerder dan dinosaurussen zelfs, en wij mensen komen nog maar net om de hoek kijken. Ik denk dat wij mensen, net als de dino's, eerder het loodje gaan leggen dan deze zeevlinders." Toch blijft oceaanverzuring een probleem, omdat volledige ecosystemen hierdoor uit elkaar kunnen vallen.

Ondanks dat deze zeevlinder al in het begin van de negentiende eeuw is beschreven, weten we weinig over Cymbulia en andere zeevlinders. Er is dus genoeg om te onderzoeken, waar een complete genoombepaling goed bij kan helpen. Stem nu op Cymbulia peronii voor de 'Weekdier van het jaar'-verkiezing en breng ons een stapje dichter bij het ontrafelen van zijn geheimen.

Tekst: Joyce Andringa, Naturalis Biodiversity Center
Foto's: Bram Couperus; Linda Ianniello
Film: Eric Amiel, BioObs