bosbesuil op stroop

Uilen wakker door hoge temperatuur

De Vlinderstichting
29-DEC-2022 - Er zijn een aantal nachtvlinders die in oktober en november tevoorschijn komen. In de ‘echte’ winterperiode kruipen ze weer weg en gaan in rust tot februari, wanneer ze zich gaan voortplanten. Maar nu de nachttemperatuur weer flink omhoog gaat, zijn ze ook weer te vinden. Je moet er wel wat voor doen. Ze komen af op licht, maar vooral op de zoete stroop die nachtvlinderaars op bomen smeren.

Wachtervlinder, te herkennen aan de satelietvlekjesStropen of smeren wordt dat genoemd en het werkt vooral in vroege voorjaar en najaar, wanneer er weinig bloemen bloeien. Midden in de winter kan het ook werken, maar dan alleen als de nachttemperatuur boven de vijf graden is. Dat lijkt de komende dagen weer het geval en dan is het leuk om dat stropen eens te proberen. Je kunt de stroop vooraf klaarmaken. Ikzelf werk altijd met een flink grote pan, zodat ik voor een smeerbeurt of acht voldoende stroop heb. Ik gebruik vijf potjes appelstroop, een kilo suiker en een pot appelmoes. Die doe ik in de pan en verwarm ik, zodat de suiker oplost. Het hoeft niet te koken, maar gewoon flink warm worden. Als het is afgekoeld, tot een graad of dertig, voeg ik nog wat droesem van een paar trappistenbiertjes toe. Dat zorgt er voor dat het mengsel een beetje gaat gisten en dat werkt prima om nachtvlinders te lokken. Rond zonsondergang, dus als het nog een beetje licht is, smeer je het op ooghoogte op bomen. Het hoeft geen grote plek te zijn: tien bij vijf centimeter is prima. Een uurtje daarna, dus als het net donker is, ga je voorzichtig met je zaklamp de plekjes af en kijk je welke nachtvlinders er op af zijn gekomen.

ZwartvlekwinteruilAls je dat nu in de winter doet, zijn er niet zo heel veel soorten die je er op kunt aantreffen. De bosbesuil (zie de foto boven de titel) is een heel algemene, die verspreid door het hele land voorkomt en vaak op smeer wordt gevonden. Het is een bruine uil, die de vleugels vrij ver over elkaar heeft geslagen waardoor hij er wat langwerpig uitziet. De kleur is oranjebruin, maar wel variabel van vrij licht tot erg donker. Ook de wachtervlinder kun je er nu op vinden. Deze is erg makkelijk te herkennen aan de satellietvlekjes. De vlinder heeft op beide voorvleugels een zogenaamde niervlek en aan weerszijden van die grote vlek zitten twee kleine vlekjes die we dus satellietvlekjes noemen. De kleur van die vlekken en vlekjes kan variëren tussen wit en donker oranje. Een andere nachtvlinder die we nu kunnen verwachten is de zwartvlekwinteruil. Deze nachtvlinder is langwerpig, net als de bosbesuil, maar meer grijsbruin van kleur. De zwarte vlekken op de vleugels zijn doorsneden door witte aders, wat heel kenmerkend is. De zwartvlekwinteruil was vroeger een zuidelijke soort, maar breidt zich sterk uit.

Ga maar eens op strooptocht en u zult merken dat het verslavend werkt, hoewel het lang niet altijd even succesvol is. Maar de aanhouder wint!

Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting