kleine voorjaarsspanner - primair 2

Nachtvlinders gaan maar door

De Vlinderstichting
21-JAN-2021 - Als de nachttemperatuur boven het vriespunt ligt, zijn er altijd nachtvlindermeldingen. De hele winter door zijn er eigenlijk geen weken en maar heel weinig dagen zonder meldingen. In heel koude perioden of als het veel en hard regent zijn het er minder, maar dat kan ook te maken hebben met de waarnemers, die dan liever binnen zitten.

Deze roodkopwinteruil moet de stroop delen met pissebeddenOok op dit moment zien we dagelijks vlinderwaarnemingen van zeker zo’n tien soorten macro’s, een groep van grotere en opvallende nachtvlinders waarvan we er zo’n achthonderd in Nederland hebben. Ook worden er van sommige nachtvlinders nu eitjes of rupsen gevonden en doorgegeven. Er zijn binnen die macro’s twee grote families, de spanners en de uilen. Van beide groepen worden nu vlinders gemeld. De zwartvlekwinteruil is een van de uilen en wordt gezien van november tot in maart. Andere uilen die we nu nog tegenkomen zijn bosbesuil, roodkopwinteruil en wachtervlinder. Over een paar weken komen ook de voorjaarsuilen los. De meeste meldingen worden niet per toeval gedaan tijdens een nachtelijke boswandeling (dat kan nu nog wel, zolang de avondklok niet is ingegaan), maar deze worden gelokt met zoetigheid. Mengsels van stroop, suiker en alcohol of een plantenspuit met een mengsel van rode wijn en suiker dat op bomen wordt aangebracht werkt als een magneet op de aanwezige uilen, die er op gaan zitten om met hun lange roltong de zoetigheid op te zuigen. En nee, ze blijven er niet aan kleven!

De vrouwtjes van de voorjaarsspanner, hier de grote, hebben gereduceerde vleugels en kunnen niet vliegenOok van de tweede grote familie, de spanners, worden er al heel wat gemeld. Deze komen niet vaak op smeer of stroop, maar deze kom je onder andere tegen bij kunstmatige verlichting. De voorjaarsspanners hebben hun naam niet voor niets gekregen. In ‘normale’ winters komen ze tevoorschijn in de eerste milde winternachten in januari, als er even vorst is geweest. De komende anderhalve maand zullen ze veel meer te zien zijn. De kleine voorjaarsspanner is het talrijkst. Deze soort is algemeen op de zandgronden, maar daarbuiten een stuk schaarser. Meestal gaat het om een enkel exemplaar, maar er worden ook wel enkele bijeen gezien. De mannetjes rusten overdag soms op boomstammen, maar zitten meestal verscholen achter de schors of in bastspleten; ze laten zich gemakkelijk opjagen en gaan dan enkele meters verderop weer zitten. Als het donker wordt, zitten ze op boomstammen en wachten tot de vleugelloze vrouwtjes naar boven kruipen. De grote voorjaarsspanner komt meestal wat later in het jaar tevoorschijn, maar hiervan worden ook de eerste exemplaren elk moment verwacht.

Je kunt voorjaarsspanners vinden door met een zaklantaarn bomen af te zoeken waarop de gevleugelde mannetjes redelijk opvallend aanwezig zijn (zie leadfoto van de kleine voorjaarsspanner), in afwachting van de vleugelloze vrouwtjes. En gelukkig is het vroeg donker, zodat je na het nachtvlinderen op tijd, voor half negen, veilig thuis kunt zijn.

Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling (leadfoto: kleine voorjaarsspanner); Ab Baas