variabele waterjuffer - primair

Hoe was het libellenjaar 2022?

De Vlinderstichting
19-JAN-2023 - We blijven maar te maken hebben met extremen. De zomers van 2018, 2019 en 2020 waren erg droog, daarna volgde een uitermate natte zomer in 2021 en 2022 was weer extreem droog. In het beheergebied van Waterschap Rijn en IJssel werd in 2022 zelfs het grootste maximale neerslagtekort in zestig jaar gemeten. Hoe reageren de libellen hierop?

Die droogte van waterschap Rijn en IJssel is goed te zien in deze grafiek van het neerslagtekort. In 2018 en 2022 was het neerslagtekort – droogte dus – nog groter dan in het superdroge jaar 1976. Door hun sterke binding aan water voor hun voortplanting verwacht je dat de libellen daarop reageren. Over het algemeen hadden de libellen in 2022 ongeveer een gemiddeld jaar op de routes van het meetnet libellen. Er waren in het voorjaar, in mei en juni, wel wat meer libellen dan anders, terwijl de zomermaanden juist minder goed scoorden. De heidelibellen bleven lang doorvliegen door het zachte weer in het najaar. Tot ver in november waren ze nog actief.

Winnaars en verliezers

De bosbeekjuffer hoorde, met andere soorten van stromend water, bij de verliezers

Het valt op dat in 2022 vooral de voorjaarssoorten het beter hebben gedaan dan gemiddeld. Dat zijn bijvoorbeeld azuurwaterjuffer, variabele waterjuffer, grote roodoogjuffer, smaragdlibel, beekoeverlibel, bruine korenbout, gevlekte witsnuitlibel, glassnijder en vroege glazenmaker. Soorten met een vliegpiek later in het seizoen deden het vaak wat minder goed. Dat geldt bijvoorbeeld voor blauwe glazenmaker, bruine glazenmaker, gewone pantserjuffer, kanaaljuffer en watersnuffel. Mogelijk is dit een gevolg van de droge zomers: kleine wateren die in de loop van het seizoen droogvallen, hadden vaak in het voorjaar nog wel water, zodat de aanwezige larven gewoon konden ontwikkelen en uitsluipen. Van de soorten die in de zomer uitsluipen, zijn veel larven waarschijnlijk vroegtijdig gestorven in de drooggevallen wateren. Ook speelt mee dat de meeste soorten die het in 2022 goed deden, vooral in het laagveen voorkomen. Hier is droogval minder een probleem omdat de waterstand wordt gereguleerd. De verliezen vielen vooral onder de soorten op de zandgronden.

Stromend water

De soorten van kleine beekjes – bosbeekjuffer, weidebeekjuffer en gewone bronlibel – deden het juist slecht afgelopen jaar. De gewone bronlibel leeft een aantal jaar als larf en de sterfte van kleine larven in 2018-2020, toen veel beekjes droogvielen, heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat er nu weinig bronlibellen uitgeslopen zijn.

De oostelijke witsnuitlibel had een goed jaar in 2022

Oostelijke witsnuitlibel

De oostelijke witsnuitlibel deed het ook in 2022 weer bijzonder goed. Weer zijn er nieuwe plekken gevonden waar voortplanting is geconstateerd. De soort heeft nu zeker op vijf locaties een kleine populatie. Als dat zo doorgaat is de oostelijke witsnuitlibel over een paar jaar geen zeer zeldzame soort meer. Hij vaart daarmee in het kielzog van de sierlijke witsnuitlibel, die ook op steeds meer plekken opduikt. De sierlijke witsnuitlibel werd in 2009 voor het eerst weer in Nederland gezien, na jaren van afwezigheid. De oostelijke witsnuitlibel volgde in 2018.

Zwervers

Van de geelvlekheidelibel werden in 2022 drie exemplaren gemeld die ook geverifieerd konden worden op basis van een foto. Deze soort is tegenwoordig erg zeldzaam en wordt alleen nog maar als zwerver aangetroffen in Nederland. Ook van de zadellibel werden weer enkele zwervers aangetroffen, vijf geverifieerde exemplaren in totaal, verspreid over Nederland.

Tekst: Gerdien Bos en Roy van Grunsven, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting (leadfoto: variabele waterjuffer)