Dijkviltbraam Zeeland

Hoe houd je de dijkviltbraam in toom?

OBN Natuurkennis
23-MRT-2024 - Nederland is echt een bramenland. Van nature komen hier ruim tweehonderd verschillende soorten bramen voor. Helaas hebben we in Nederland ook last van de invasieve exoot dijkviltbraam. Deze soort is aan een snelle opmars bezig en blijkt zeer lastig te bestrijden. Op welke manieren kunnen beheerders de soort kwijtraken of in toom houden? OBN Natuurkennis schreef hier een advies over.

Het Zeeuwse Landschap vroeg OBN Natuurkennis een advies te schrijven over de bestrijding van de dijkviltbraam (Rubus armeniacus) in Zeeland. In het rapport geven de schrijvers, ecologen Rense Haveman en Iris de Ronde, naar aanleiding van een literatuurstudie advies over de Zeeuwse situatie. Ze geven ook aan wat dit betekent voor de bestrijding van de dijkviltbraam elders in het land.   

Bedreiging voor biodiversiteit

Anders dan de overige zwarte bramen is de dijkviltbraam vaak aan te treffen in Laag-Nederland en het stedelijke gebied. Hier is het vaak de enige bramensoort. Inmiddels is de dijkviltbraam echter ook bezig met een opmars richting Hoog-Nederland. Als de dijkviltbraam voldoende ruimte krijgt, vormt hij meer dan manshoge ‘koepels,’ die flink kunnen woekeren. Hieronder kunnen geen andere plantensoorten groeien: alleen in de rand van dergelijke struwelen weten enkele andere soorten stand te houden. De verdringing van inheemse plantensoorten is een van de grootste problemen van deze dominante braamsoort. Deze braam is daarmee een bedreiging voor de biodiversiteit. Op de Zeeuwse bloemdijken bijvoorbeeld leidt het woekeren van de soort tot het verdwijnen van bijzondere, typisch Zeeuwse en zeldzame grasland- en zoomsoorten, zoals onderaardse en gestreepte klaver, akkerdoornzaad en ruige anjer. In de duinen kan uitbreiding van dijkviltbraam leiden tot een verdere afname van duingraslanden met hun bijzondere soorten.

Figuur 1: Dijkviltbraam. Boven links: gegoefde, rode bladloot; boven rechts: bol blad; midden links: helder roze bloemen en een afstaand behaarde bloeiwijze; midden rechts: dijkviltbraam kan enorme bladeren vormen in de halfschaduw (zie ook de stekels met rode voet); onder links: in de volle zon en met voldoende ruimte vormt de dijkviltbraam enorme, vrijstaande soortenarme struwelen tot wel 3 meter hoog (Lelystad, Flevoland); onder rechts: op plaatsen waar de lichtomstandigheden minder optimaal zijn houdt de dijkviltbraam wel stand, maar is de vegetatie veel minder dicht en hoog en is er ook ruimte voor andere, schaduwtolerante soorten (Bennekom, Gelderland)

Bestrijding dijkviltbraam, hoe vroeger hoe beter

De aanwezigheid van dijkviltbraam in het landschap vraagt steeds aandacht van de beheerder, omdat uitbreiding via de loten plaatsvindt zodra deze de grond raken en de kans krijgen te wortelen. Dit vraagt om regelmatig en intensief beheer. In het adviesrapport wordt uitgebreid ingegaan op mogelijke bestrijding in Zeeuwse omstandigheden en Laag-Nederland. Het advies is echter ook voor de rest van Nederland bruikbaar.

Een van de belangrijkste en meest effectieve maatregelen om uitbreiding van dijkviltbraam te voorkomen is intensief maaibeheer. Hierbij moeten de loten die de grond (dreigen te) raken vroegtijdig ingekort worden. Nieuwe vestiging van dijkviltbraam moet zo vroeg mogelijk verwijderd worden, het liefst in het eerste jaar. Jonge planten kunnen in zijn geheel verwijderd worden, dat vraagt de minste inspanning. Bestrijding van te grote struwelen kan het beste plaatsvinden door te maaien. Dit dient in een zo vroeg mogelijk stadium - en minstens 2 keer, maar liever 3 tot 4 keer per jaar - plaats te vinden. Doorgaans is echter een meerjarige aanpak nodig om een gevestigd struweel kwijt te raken. Om hergroei zo veel mogelijk te remmen, is het het effectiefst om na het maaien intensief te begrazen.

Op de hogere zandgronden lijkt de problematiek met dijkviltbraam vooralsnog minder groot en veel lokaler, maar hier is waakzaamheid geboden. Via monitoring zou in de gaten gehouden moeten worden of de aanwezigheid van dijkviltbraam niet alsnog voor problemen gaat zorgen. Vooral op de lemige zandgronden en leemgronden vormt dijkviltbraam inmiddels lokaal een probleem voor de inheemse bramen. Dit is met name het geval in de struwelen in het agrarische landschap, bijvoorbeeld in perceelscheidingen, op wallen en in heggen, met name waar het historische elementen betreft. Vroegtijdige bestrijding en het voorkomen van verdere verspreiding vraagt dus aandacht. Voor de overige bramensoorten geldt: koester ze en koester daarmee ook de biodiversiteit.

Hoe herken je de dijkviltbraam?

Er komen ongeveer twintig  soorten viltbramen in Nederland voor: het zijn krachtig groeiende vertakte planten met forse stekels en bladeren die aan de onderzijde duidelijk witviltig behaard zijn. De dijkviltbraam is binnen deze groep te onderscheiden door de volgende combinatie van kenmerken (figuur 1):

  • De groeiwijze is opgaand en robuust, bij voldoende ruimte vormen ze tot circa 3 meter hoge struwelen vormend.
  • Krachtige bladloten. Ze zijn dik (tot 25 millimeter doorsnede) en kantig. Ze hebben verdiepte of gegroefde, glanzende zijden, die in de zon uiteindelijk rood verkleuren. Deze hebben per 5 centimeter 4 tot 8 aan de basis verbrede en geleidelijk versmalde, vrijwel rechte (niet-gekromde), 6 tot 7 (soms zelfs tot 11) millimeter lange, (wijn)rood verkleurende, stekels.
  • De bladeren zijn groot, handvormig 5-tallig, aan de bovenzijde donker- of grasgroen, weinig behaard en aan de onderzijde (grijs)wit viltig. De topblaadjes zijn vanuit brede, vaak iets hartvormige basis elliptisch tot breed omgekeerd eirond (met de grootste breedte boven het midden), met tot circa 10 millimeter lange spits. Levend zijn ze enigszins bolstaand en onregelmatig gezaagd. De onderste blaadjes zijn circa 5 millimeter lang gesteeld; de bladrand is vlak, niet gegolfd.
  • De bloeiwijze is groot, piramidaal vertakt en van boven stomp. De hoofdas heeft 5 tot 10, vrijwel rechte tot licht-gebogen stekels met een rode voet. Deze zijn 7 tot 8 millimeter lang. 
  • De bloemen zijn groot. Ze hebben 15 tot 20 millimeter lange, breed-elliptische, roze kroonbladen. De meeldraden zijn veel langer dan de stijlen. 

Groeiwijze

Binnen de zwarte bramen worden twee groeiwijzen onderscheiden: staande bramen en boogbramen (figuur 2). Staande bramen hebben een groeiwijze die overeenkomt met framboos. Uit knoppen van ondergrondse uitlopers vormen zich in het groeiseizoen rechtopstaande stengels, die aan de uiteinden wat kunnen verbuigen. Doorgaans raken de stengeltoppen de bodem niet. Ze vormen daardoor klonen met een kleine of grotere omtrek.

Figuur 2. De groeiwijze van bramen in Nederland. A: Staande bramen vormen ondergrondse uitlopers van waaruit elk jaar nieuwe loten groeien. B: boogbramen vormen elk jaar vanuit het wortelgestel boogvormige (of kruipende) takken die aan de top wortelen en hier nieuwe planten vormen

Boogbramen zoals de dijkviltbraam hebben boogvormig overhangende of kruipende stengels, die in de herfst aan de top kunnen wortelen en dan nieuwe planten vormen, die op hun beurt ook weer kunnen verjongen en uitbreiden via uitlopers. Door deze groeiwijze kunnen boogbramen zich op een unieke manier relatief snel vlakdekkend uitbreiden. Tegelijkertijd neemt de wortelstok van waaruit bladloten worden gevormd verder in omvang toe. De loten van dijkviltbramen groeien vanuit de wortelstokken gemakkelijk uit tot een lengte van 8 meter en in de literatuur worden zelfs lengtes tot 12 meter opgegeven. Dijkviltbraam kan daarmee in twee jaar vanuit een bestaand, afgemaaid wortelgestel uitbreiden tot een struweel van 5 meter doorsnede, waarbij de aan de top wortelende loten het belangrijkste uitbreidingsmechanisme vormen. De soort groeit met de boogvormige loten gemakkelijk over graslanden, ruigtes en zelfs struwelen heen. De zo ontstane dichte dijkviltbraamstruwelen laten te weinig licht door voor andere soorten om eronder stand te kunnen houden.

Meer informatie

Tekst: OBN Natuurkennis
Beeld: Iris de Ronde (leadfoto: dijkviltbraam in Zeeland); Rense Haveman; Beijerinck, 1956