
Uitgelicht: de veldmuis
ZoogdierverenigingKenmerkend voor alle woelmuizen, dus ook voor de veldmuis (Microtus arvalis), is de gedrongen, ietwat lompe bouw, een stompe snuit met kleine ogen en oren en een kort staartje. De veldmuis heeft een korte en gladde vacht. De kleur van de rug is dofgeel tot bruingrijs van kleur, de buik is vuilwit tot lichtgrijs. Er zijn vele kleurvariëteiten. De staart is relatief kort en behaard en aan de bovenzijde nauwelijks donkerder van kleur dan aan de onderzijde.
Verwarring met vooral de aardmuis is goed mogelijk. Een onderscheidend kenmerk tussen deze soorten is de lengte van de staart. De staart van de veldmuis is beduidend korter dan die van de aardmuis (de staart van de veldmuis is kleiner dan 33 procent van de kop-romplengte). De oren van de veldmuis zijn beter zichtbaar dan die van de aardmuis, bij veldmuizen is een deel van de oorschelp zichtbaar. De oorschelp van de aardmuis zit meer verstopt in de vacht.
Leefwijze
Veldmuizen zijn 's nachts en in de schemering actief, overdag iets minder. Per etmaal hebben ze ongeveer tien perioden van activiteit. Deze activiteitsperioden worden afgewisseld met rustpauzes van ongeveer twee uur. Veldmuizen komen bijna allemaal tegelijkertijd tevoorschijn om te gaan eten. Deze synchronisatie dient waarschijnlijk om de kans om gepakt te worden door roofdieren te verkleinen. Ze klimmen en springen zelden of nooit. De veldmuis houdt geen winterslaap.
Op het menu van de veldmuis staat voornamelijk plantaardig voedsel zoals de groene delen van grassen, russen en kruiden. Daarnaast eet de veldmuis zaden, graankorrels, wortels, knollen, vruchten, bladeren, mos, klaver en koolzaad. Soms eet hij ook spinnen of wormen. De veldmuis sleept voedsel naar zijn hol om een voorraad aan te leggen. In de winter eet hij schors van jonge bomen en eet hij van aangelegde voedselvoorraden. De veldmuis leeft in een zelf gegraven gangenstelsel en soms maakt hij gebruik van oude mollengangen. Vanuit het ondergrondse gangenstelsel lopen lange gangen met meerdere uitgangen naar de oppervlakte. Sommige gangen zijn wel zes meter lang.
Leefgebied en verspreiding
De plek waar je een woelmuis ziet, vangt of vindt, is vaak een goede aanwijzing naar de soort. De veldmuis komt voor in open gebieden met een korte vegetatie, zoals graanakkers, wegbermen, dijken, spoorwegtaluds, slootkanten, boomgaarden, graslanden en klavervelden. Ze hebben een voorkeur voor wat drogere gebieden met kort gras. Ze ontbreken in drassige streken, in bossen en in biotopen met een hoge begroeiing. In Nederland komt de veldmuis overal verspreid voor, op de Waddeneilanden uitsluitend op Ameland en Schiermonnikoog.
Pieken en dalen
Veldmuispopulaties vertonen sterke dichtheidsschommelingen. Na een piekjaar volgt altijd een daljaar, waarna de populatie in een aantal jaren tijd weer toeneemt naar een maximum. De piek- en daljaren zijn ook terug te zien in het broedsucces van uilen en bijvoorbeeld de torenvalk. In een piekjaar hebben deze soorten grotere broedsels en vliegen er meer jongen uit.
Een veldmuizenpiek duurt nooit langer dan een seizoen, omdat door stress, voedselschaarste, regen en vorst vanzelf weer een massale sterfte optreedt. Daarna begint de cyclus weer opnieuw. In de piekjaren worden ook de minder geschikte biotopen bewoond. Gedurende het jaar zijn er ook fluctuaties in aantal. Aan het eind van de winter is de populatiedichtheid door sterfte veel lager dan in het najaar.
Meer informatie
- Wil je meer weten over alle activiteiten en hoe je mee kunt doen aan het Jaar van de woelmuis? Kijk dan op Zoogdiervereniging.nl/jaarvandewoelmuis of volg de Zoogdiervereniging op sociale media.
Tekst: Neeltje Huizenga, Zoogdiervereniging
Beeld: Rudmer Zwerver; Eveline van der Jagt, Zoogdiervereniging