Drollenvangers onderzoeken sprinkhanendieet op de heide
Stichting BargerveenRecent onderzoek van Stichting Bargerveen naar het dieet van zadelsprinkhanen op enkele defensieterreinen, laat zien dat er veel schimmels gegeten worden. Meer dan de helft van het DNA dat er in de zadelsprinkhaankeutels werd aangetroffen was afkomstig van schimmels. Ook het zeer zeldzame bosdoorntje blijkt volledig afhankelijk van schimmels als voedselbron. Dat werpt een nieuw licht op het functioneren van het voedselweb in droge, voedselarme habitats. Tot nu toe werd ervan uitgegaan dat veldsprinkhanen (met korte antennes) vooral planten eten, sabelsprinkhanen en krekels (met lange antennes) zowel planten als dieren en doornsprinkhanen vooral algen. Dit beeld is met name gebaseerd op zichtwaarnemingen, waarbij slechts weinig onderzoek is gedaan naar vrije voedselkeuze in het veld. Met behulp van DNA-barcoding wordt het beeld van het dieet veel gedetailleerder.
Drollenvangers
Om in het beheer van droge voedselarme natuur de juiste keuzes te maken, is het belangrijk om te weten welke rol schimmels in het dieet spelen. Het is niet bekend of schimmels voor meer soorten insecten een belangrijke voedselbron vormen, of dat het grote aandeel van schimmels in het dieet van zadelsprinkhanen op defensieterreinen een toevallige waarneming was. Op dit moment worden in verschillende heideterreinen in Gelderland, Noord-Brabant en Limburg sprinkhanen verzameld, zowel van bedreigde of zeldzamere soorten als kleine wrattenbijter, zadelsprinkhaan, heidesabelsprinkhaan en schavertje, als van algemenere soorten, zoals blauwvleugelsprinkhaan, knopsprietje en sikkelsprinkhaan. De sprinkhanen worden een etmaal in plastic potjes bewaard. Zodra de sprinkhanen hebben gepoept, worden de drolletjes verzameld. De sprinkhanen worden vrijgelaten.
DNA-onderzoek
Via DNA-metabarcoding, een methode waarmee tegelijkertijd veel soorten organismen in één sample kunnen worden gedetecteerd, wordt aan de uitwerpselen onderzocht waar het dieet uit bestaat. Er worden vier verschillende markers gebruikt, die gezamenlijk het gehele dieet beschrijven. Met een van de markers wordt grofweg bepaald waaruit het dieet bestaat: schimmels, planten, mossen, algen, dieren en eencellige organismen (protisten). Daarna wordt met drie andere markers bepaald wélke soorten hogere planten, ongewervelden en schimmels in het dieet zitten. Tijdens de veldbezoeken worden vegetatieopnames gemaakt. De verhoudingen van voedselbronnen in het dieet kan hiermee weliswaar niet tot achter de komma worden bepaald, omdat elk organisme een andere hoeveelheid DNA achterlaat in de keutels, maar de resultaten geven wel een goed beeld van de algemene verhoudingen tussen voedselbronnen in het dieet – en of deze tussen soorten en gebieden verschillen .
Kwaliteit van heide en stuifzand
Al lange tijd staan heide- en stuifzandterreinen onder druk van verzuring, vermesting en verdroging. We zien een afname van kruidachtigen in de heide en veranderingen in de voedingswaarde van struikheide en andere waardplanten. Om de karakteristieke planten en dieren van stuifzand, stuifzandheide en droge heide te behouden, wordt begraasde en regelmatig dichtgegroeide heide opengemaakt om kleinschalig open zandterrein beschikbaar te maken. Daarnaast wordt met steenmeel of kalk de buffercapaciteit en mineralenbeschikbaarheid van de bodem verhoogd.
De resultaten van de huidige studie naar het dieet van sprinkhanen worden gebruikt om het leefgebied van de verschillende soorten beter te begrijpen en mogelijke beheermaatregelen hierop aan te passen. Het onderzoek wordt gefinancierd door de provincies Gelderland, Noord-Brabant en Limburg.
Tekst: Marijn Nijssen en Hein van Kleef, Stichting Bargerveen
Beeld: Jan Kuper (leadfoto: zadelsprinkhaan, vrouw) en Marijn Nijssen, Stichting Bargerveen