Huismus

Huismussen overleven in steden en dorpen dankzij het platteland

Vogelbescherming Nederland, Wageningen Plant Research
1-OKT-2025 - Huismussen lijken nog overal te fladderen, maar in steden en dorpen houden ze het mogelijk alleen vol dankzij hun soortgenoten van het platteland. Nieuw onderzoek in Groningen onthult hoe ontzettend kwetsbaar de huismus inmiddels is en wat we – met name in stedelijke leefgebieden – moeten doen om hem te helpen.

De huismus was ooit zó talrijk dat boeren hem als plaag zagen. Tegenwoordig staat de vogelsoort in Nederland op de Rode Lijst: de aantallen zijn sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw sterk teruggelopen. Een nieuwe studie in Groningen – uitgevoerd door datawetenschappers van Wageningen University & Research – laat zien dat huismussen in verstedelijkte gebieden alleen kunnen overleven dankzij verse aanwas van jonge exemplaren van het platteland. Met andere woorden: zonder instroom uit het buitengebied zouden de mussen uit dorpen en steden verdwijnen.

Waarom gaat het slecht met de huismus?

De oorzaken verschillen per leefgebied. Op het platteland zorgen moderne landbouwpraktijken voor minder voedsel: beter opgeslagen graan, gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en een verschuiving van tarwe naar maïs. In steden en dorpen zijn het vooral dichte nieuwbouwhuizen zonder kieren, schoongeveegde straten, pesticiden in tuinen en meer roofdieren zoals katten en sperwers.

Twee Groningse populaties onder de loep

Onderzoekers volgden jarenlang twee groepen huismussen: een landelijke populatie in Terheijl en een dorpspopulatie in Leek. Ze ringden duizenden vogels en brachten hun overlevings- en broedsucces in kaart. De verschillen waren duidelijk: op het platteland hadden huismussen gemiddeld 1,46 broedsels per jaar met 1,74 jongen per nest. In Leek bleef dat aantal steken op 1,20 broedsels en 1,29 jongen per nest. De jaarlijkse overlevingskans van jonge en volwassen vogels in Leek was 33 procent en 44 procent. In Terheijl was de overlevingskans beter: jaarlijks overleeft 40 procent van de jongen en 49 procent van de volwassen huismussen.

Bronnen en putten

Met die gegevens maakten de onderzoekers rekenmodellen. Hieruit bleek dat de populatie in Terheijl groeide, terwijl die in Leek zonder hulp zou halveren in vijf jaar. Toch bleef de dorpspopulatie stabiel. Hoe kan dat? Het geheim zit 'm in een zogenoemde 'bron-put-relatie'. Terheijl fungeert als bron: bijna de helft van de jonge vogels vliegt uit en ongeveer een op de vijf komt in Leek terecht. Daarmee wordt de dorpspopulatie kunstmatig in stand gehouden.

Wat betekent dit voor bescherming?

De resultaten van het onderzoek maken duidelijk dat stedelijke en suburbane mussenpopulaties afhankelijk zijn van gezonde plattelandsgebieden. Zonder instroom uit het buitengebied zouden de mussen in dorpen en steden verdwijnen. Beschermingsmaatregelen moeten zich daarom ook richten op stedelijke leefgebieden. Denk aan meer groen en insectenrijke tuinen, minder pesticiden en het plaatsen van neststenen in gebouwen. Alleen zo kunnen huismussen ook in onze dorpen en steden een toekomst hebben.

Meer informatie

Tekst: Wageningen Plant Research
Beeld: René Oosterhuis