Laat met seks en nog actief in de winter
Stichting ANEMOONDe mannen schuifelen langs de rivieroever. “Man, wat koud al”, zegt er een, blazend op zijn handen. "Ach, watje", zegt een ander. "Het vriest niet eens. Neem een voorbeeld aan de glasslakken, die zijn stoerder dan jij." De handenblazer pruttelt: "Wat nou glasslak, ik heb er nog niet één gezien." Bukkend kruipen de onderzoekers door het rivierbosje, kijkend onder afgevallen bladeren en takjes en op hout. Dan een kreet: "Hier kruipt er een!" Het gemopper stopt acuut. "Grijp ‘m dan gauw, voordat 'ie wegrent”, roept een lollige voorbijganger. De excursie is geslaagd. Er worden die dag in november meerdere exemplaren waargenomen van de zeldzame Rijn-glasslak. Een bijzonder fotomodel en zéker geen watje.
Winterharde bikkels
Wat glasslakken bijzonder maakt, is het feit dat ze pas in oktober/november geslachtsrijp zijn. Dan pas gaan ze zich voortplanten, waarna je ze tot ver in de winter actief rondkruipend tegenkomt. Heel anders dan de meeste andere landslakken, die na de zomer sterven, zich ingraven of ergens beschut weggekropen overwinteren.
Inmiddels zijn de onderzoekers druk doende met fotograferen. De excursie bij Millingen aan de Rijn maakt deel uit van een stageproject van een van de waarnemers, die bij Hogeschool van Hall Larenstein de opleiding Bos- en Natuurbeheer volgt. Vanuit Stichting ANEMOON wordt hij begeleid door een slakkenkenner. Die deelt nu vol passie zijn enthousiasme voor de doelsoort met ons: "Zelfs in de sneeuw zag ik ze kruipen." En over het voorkomen langs rivier- en beekbeddingen: "Een specifieke uiterwaardslak, niet bang voor natte voetjes" (het deel waarop een slak kruipt wordt de voet genoemd).

Weinig vindplaatsen
Vlak bij de huidige locatie, niet ver van de grens met Duitsland, werd de Rijn-glasslak ooit (in 1964) voor het eerst gevonden. Dat ze hier nog steeds aanwezig zijn is frappant, na ruim zestig jaren met al dan niet volgelopen en overstroomde uiterwaarden. Ondanks hun glazen huis kunnen ze goed tegen een stootje. Inmiddels is de soort onder andere bij Arnhem, Rheden en Nieuwegein gevonden. En nog niet zo lang geleden volgden ook ontdekkingen in Limburg. Eerst in het stroomgebied van de Maas, later ook langs andere beken en riviertjes. Toch is het aantal Nederlandse vindplaatsen beperkt. Het dier staat op de Nederlandse Rode Lijst in de categorie ‘gevoelig’ en is de zeldzaamste glasslak in ons land.
Herkenning
Glasslakken lijken net naaktslakken die met een armpje een (te) klein slakkenhuis op hun rug vasthouden. De Rijn-glasslak wordt 14 millimeter, het huisje 5,5 bij 2 millimeter. Het slakkenlichaam is donkergrijs tot zwart. Het 'armpje' is een naar achteren grijpend deel van de mantel die de slak omgeeft. Deze mantelslip ligt bij het kruipende dier over de beginwindingen (top) van de schelp. Het glasachtige huisje is lichtbruin tot geelgroen. De laatste winding neemt snel in grootte toe en is oorvormig. De mondrand is onderin half omgeslagen. Soms zijn op het schelpoppervlak fijne ribbels te zien, vaak alleen fijne groeilijnen.

Vier glasslakken, waarvan drie zeldzaam
Waar ze hun naam aan danken is duidelijk: glasslakken (familie Vitrinidae) hebben flinterdunne, breekbare en doorschijnende huisjes. In Nederland leven vier soorten. Slechts één, de Doorschijnende glasslak (Vitrina pellucida), komt in het hele land algemeen voor in duin- en bosgebieden, parken, tuinen en plantsoenen. Deze slak kan zich nog grotendeels in zijn slakkenhuis terugtrekken. De meeste verwante soorten lukt dat niet: die zijn té kleinbehuisd. De overige drie soorten in ons land zijn zeldzaam. Dat zijn de Oorvormige glasslak, die in vochtige bossen voorkomt, de Grote glasslak die alleen in Limburg leeft en de Rijn-glasslak (Vitrinobrachium breve) waarover dit natuurbericht gaat.
Halve slak
De slakkenfamilie Vitrinidae wordt vaak gerekend tot de halfnaaktslakken (semi-slugs). Die term past bij nog meer slakken, zoals de mutsnaaktslakken die een paar jaar geleden in Limburg werden ontdekt. Daarbij zit het minieme huisje nog verder naar achteren op de rug waar het niet door een mantelslip wordt vastgehouden. Ook de Lichtbruine schildslak (Testacella haliotidea) valt in deze categorie. Net als de mutsnaaktslakken is dat een carnivore rover die vaak ondergronds jaagt op regenwormen, insectenlarven en kleinere slakjes die ze geheel inslikken en inwendig verteren.
Glasslakken zijn daarentegen geen echte roofslakken maar overwegend vreedzame planteneters, die een enkele keer ook aas eten. Ze zijn vooral bijzonder door hun betrekkelijke ongevoeligheid voor kou, hun late voortplanting en hun winteractieve gedrag. Dat geldt zeker voor de Rijn-glasslak bij Millingen. Dat is, zoals de onderzoekers beamen, "gewoon een heel coole slak".
Waarnemingen doorgeven
Wie in uiterwaarden of in het winterbed langs een rivier of beek wandelt, kan – ook buiten het stroomgebied van de Rijn – zomaar een nieuwe vindplaats van de Rijn-glasslak ontdekken. Deze soort lijkt zich in Europa momenteel verder te verspreiden door antropogene invloeden (de mens). Leg waarnemingen het liefst vast met foto's en geef ze door via platforms als Waarneming.nl of mail naar Stichting ANEMOON.
Tekst: Rykel de Bruyne, Adriaan Gmelig Meyling en Rim van Veldhuijsen, Stichting ANEMOON
Beeld: Adriaan Gmelig Meyling (leadfoto: Rijn-glasslak bij Millingen, november 2025); Henny Pen-de Jong
