Wegmieren melken bladluizen in Leidse Hortus

Tuinieren met mieren in de botanische tuin

Hortus botanicus Leiden
21-DEC-2025 - De eerste prefect van de Hortus botanicus Leiden begon ruim vier eeuwen geleden met de aanleg van een plantencollectie die inmiddels meer dan 17.000 planten omvat. De nieuwste prefect hoopt hier met natuurlijk tuinieren een hotspot voor biodiversiteit te creëren.

Mieren jagen op kleine insecten als fruitvliegen, muggen, mijten, schildluizen en spinnen. Daarnaast verzamelen ze nectar en door bladluizen geproduceerde honingdauw (zie leadfoto). Ook nemen ze grotere dode insecten als kakkerlakken mee naar hun nest, en plantenzaden met een eiwitrijk aanhangsel.

Tien soorten mieren uit binnen- en buitenland

In de Leidse Hortus leven momenteel tien verschillende soorten mieren. Daarvan is de helft inheems. De andere helft is afkomstig uit tropische oorden. Iedere mierensoort maakt het nest op een andere plek, waardoor de verschillende soorten elkaar niet in de weg zitten.

Gewone steekmier

In tropische kassen leven zowel inheemse als exotische mieren 

In de tropische kassen zijn zes verschillende soorten te vinden. De inheemse Bosslankmier (Temnothorax nylanderi) maakt nesten in holtes onder schors van tropische bomen, terwijl de inheemse Gewone steekmier (Myrmica rubra) er in bovengrondse mierenhoopjes nestelt. De laatste soort leeft hier mogelijk vanwege een voorkeur voor vochtige locaties.

De Tropische compostmier (Hypoponera ergatandria), oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Afrika, nestelt in strooisel op de bodem. De uit Madagascar afkomstige Gele dwergschubmier (Plagiolepis alluaudi) nestelt in dode takken. Witvoetmieren (Technomyrmex vitiensis), afkomstig uit Zuidoost-Azië, nestelen hoog boven de grond in het blad van tropische bomen in de hoge kas. In bloemen van de Indiase klokwinde (Thunbergia mysorensis) kun je deze soort nectar zien verzamelen.

Witvoetmier

Bloemen van de Indiase klokwinde vol Witvoetmieren

Gratis onderdak in ruil voor plaagbestrijding

De eveneens uit Zuidoost-Azië afkomstige Ribbelzaadmier (Tetramorium bicarinatum) en Tweekleurige hartknoopmier (Cardiocondyla obscurior) nestelen niet in bodem, blad, dood hout, schors of strooisel, maar in de stam van Mierenplanten (Hydnophytum) en schijnknollen van Myrmecophila-orchideeën. Die zitten vol met ‘voorgevormde’ gaten en kamers. In ruil voor dit gratis onderdak houden de inwonende mieren het blad van deze planten vrij van herbivoren.

Tweekleurige hartknoopmierMierenplant (Hydnophytum papuanum) met afgezaagd stamplakje

Ook buiten strict gescheiden nestlocaties

Ook buiten nestelen mieren in de Leidse Hortus op verschillende locaties. Rond de vijver vind je nesten van inheemse Boommieren (Lasius brunneus) in de wegkwijnende spechtenboom. Op en rond gezonde bomen rond de vijver nestelt de inheemse Glanzende houtmier (Lasius fuliginosus). En in de zanderige bodem van het rosarium, de systeemtuin en de mediterrane tuin zitten nesten van inheemse Kleine wegmieren (Lasius niger).

Kleine wegmier 

Mierenorchidee (Myrmecophila tibicinis) in de Leidse Hortus

Nest van Witvoetmieren in de holle schijnknol van een Mierenorchidee

De meerwaarde van tuinieren met mieren 

Een mierennest is warmer dan de omgeving, en er leven ook bacteriën en schimmels in. Dood materiaal wordt in een mierennest daarom versneld afgebroken. Daarbij komen voedingstoffen vrij waar kiemende plantenzaden van profiteren. Dankzij door mieren gegraven gangetjes raken bodem en strooisellaag minder verdicht, waardoor water en lucht beter bij de wortels komen. Mieren zijn dan ook onmisbaar voor natuurlijk tuinieren.

Tekst: Barbara Gravendeel, Hortus botanicus Leiden
Beeld: Jan Meijvogel; Theodoor Heijerman; Jeff Korsmit; Barbara Gravendeel; Rogier van Vugt