Grootschalige gradiënten als ecologische houvast in het landschap
Sovon Vogelonderzoek Nederland, Stichting Bargerveen, Wageningen Environmental ResearchHet wordt steeds duidelijker dat het onmogelijk is om alle natuurdoelen te halen binnen de begrenzing van Natura 2000-gebieden. Daarnaast moet in het kader van de nieuwe Natuurherstelwet ook buiten Natura 2000-gebieden aan natuurherstel worden gewerkt. Een betere koppeling van natuurgebieden met hun omgeving wordt gezien als een van de belangrijkste kansen om tot een echte oplossing te komen. Maar hoe kan dit het meest efficiënt worden vormgegeven? Vanuit het programma Ontwikkeling en Beheer van Natuurkwaliteit (OBN) start nu het project Vergroten en verbinden langs macrogradiënten als sleutel tot biodiversiteitsherstel. Hierin wordt gekeken of bij natuurherstel kan worden aangesloten bij de bestaande macrogradiënten in het Nederlandse landschap. Ook wordt onderzocht of bestaande verbindingen langs die gradiënten ook daadwerkelijk leiden tot uitwisseling van dieren en planten tussen (deel)populaties.

Macrogradiënten in het landschap
Het is goed om te beseffen dat onze natuurgebieden niet random verdeeld in het landschap liggen. Het samenspel van geologie, hydrologie en geomorfologie leidt lokaal tot unieke processen en condities, waar bijzondere habitats en kritische soorten aan gebonden zijn. Deze locaties zijn vaak te vinden op zogeheten macrogradiënten in het landschap. Bijvoorbeeld daar waar de hogere zandgronden overgaan in laagveenmoerassen, beekdalen of het rivierengebied. Of waar de kustduinen overgaan in zeekleigebieden.
Op veel plekken zijn deze grootschalige gradiënten verstoord en zijn nu alleen nog harde overgangen aanwezig. Naast het wegvallen van de bijzondere condities, ontbreken er ook natuurlijke verbindingen waarlangs soorten kunnen bewegen als dat nodig is. Door de ligging en huidige kwaliteit van deze macrogradiënten in het landschap goed in beeld te brengen, kan natuurherstel beter worden uitgevoerd.
Verbinden van natuurgebieden

Het belang van verbinding van natuurgebieden in ons versnipperde landschap voor de biodiversiteit is een van de belangrijke redenen achter de totstandkoming van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen EHS). Dit netwerk moet de natuur in Nederland robuuster maken, zowel rondom als tussen natuurterreinen. Door het uitvoeren van goede Landschapsecologische Systeemanalyses (LESA’s) is steeds beter bekend welke drukfactoren binnen én welke alleen buiten natuurterreinen opgelost moeten worden om het systeem te herstellen. In het OBN-project Inrichtingsmaatregelen buiten Natura 2000 ter ondersteuning van de Natura 2000 doelstellingen in het zandlandschap wordt een aanpak ontwikkeld om inrichting en gebruik van het landschap rondom Natura 2000-gebieden aan te passen. Hierdoor wordt niet alleen de druk op het natuurgebied zelf verkleind, maar wordt de omgeving zelf onderdeel van het leefgebied voor kwetsbare soorten.
Klimaatverandering als extra druk
Populaties van planten en dieren moeten kunnen meebewegen wanneer leefomstandigheden (tijdelijk) veranderen. De toename van weersextremen – piekbuien en langdurige droogte – levert een extra druk op populaties. De ongeschiktheid van het intensieve landschap rondom natuurterreinen verkleint de kans op uitwisseling van dieren en planten tussen natuurgebieden. Hierdoor vindt er nauwelijks genetische uitwisseling plaats en is de kans op natuurlijke herkolonisatie na het verdwijnen van populaties erg klein.
Meer informatie
- Het onderzoek wordt in 2026-2027 uitgevoerd door Stichting Bargerveen in samenwerking met Wageningen Environmental Research, Sovon Vogelonderzoek Nederland en bureau Jansen-De Hullu Landschapsecologie en Circulair.
Tekst: Marijn Nijssen, Stichting Bargerveen
Beeld: Marijn Nijssen, Stichting Bargerveen; ProRail; LNV
