Wachtervlinder weer actief
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting op woensdag 20 januari 2010
De vorst is nog maar nauwelijks verdwenen of de eerste nachtvlinders zijn al weer te zien. Ze moeten wel worden gelokt, met bijvoorbeeld licht of stroop, maar dan kun je nu onder andere de wachtervlinder aantreffen.
De wachtervlinder (Eupsilia transversa) vliegt vanaf september tot half november en na de overwintering weer vanaf half januari tot half mei. Tijdens milde winternachten zijn de vlinders soms ook te zien. Nu de vorst even weg lijkt, zijn ze direct actief geworden. Er zijn meldingen van wachtervlinders op licht, maar ook al 20 stuks die met stroop zijn aangelokt. Blijkbaar heeft de iets hogere temperatuur de wachtervlinder uit zijn schuilplaats gelokt. Deze uil, die ongeveer twee centimeter groot is, is goed te herkennen aan de kleine niervormige vlek op de voorvleugel met aan weerszijden daarvan twee kleine extra zogenoemde ‘satellietvlekjes’. De voorvleugel is vrij effen en heeft een warme kaneelbruine, oranjebruine of geelbruine kleur. Verse vlinders hebben soms een blauwachtige of purperachtige glans.
De wachtervlinder is een vrij gewone soort die verspreid over het hele land voorkomt; met name op de zandgronden in loofbossen, struwelen, parken en tuinen. In het rivierengebied en de polders van Zuid en Noord Holland zijn de waarnemingen duidelijk schaarser. De rups, die van april tot juni te vinden is, foerageert ´s nachts op de bladeren van allerlei loofbomen en struiken waaronder eik, sleedoorn, meidoorn, iep en Spaanse aak. Overdag verbergt hij zich tussen samengesponnen bladeren. Oudere rupsen zijn kannibalistisch, wat wil zeggen dat ze als ze de kans krijgen hun soortgenoten opeten. De rups maakt in juni een ondergrondse cocon en verpopt zich daarin enkele weken tot maanden later. Vanaf nu kunt u zelf in niet te koude nachten ook de wachtervlinder tegen komen. Daarnaast is de zwartvlekwinteruil (foto links) ook alweer te zien. Mocht u ze zien, geef dat dan door via de invoersite Telmee.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting