Suillus grevillei 1, Gele ringboleet,

23 september 1922: Paddenstoelen

Heimans en Thijsse Stichting, Wageningen University
23-SEP-2022 - Precies honderd jaar geleden waren de gevolgen van de grote droogte in 1921 nog goed merkbaar in de natuur. In zijn column over paddenstoelen gaat Jac. P. Thijsse in op de effecten. Hij schrijft ook over het belang van de samenwerking tussen bomen en schimmels, bijvoorbeeld bij het vastleggen van stikstof uit de lucht. Hij omschrijft paddenstoelen als ‘vrienden van het bosch en zijn bewoners’.

Wat zijn de gevolgen van de droogte dit jaar in combinatie met de droogte in de jaren 2018, 2019 en 2020 voor de natuur? Het houdt biologen, natuurbeheerders en beleidsmakers bezig. Het is natuurlijk niet voor het eerst dat we te maken hebben met droge jaren. Het jaar 1921 staat te boek als het jaar van de Grote Droogte. Een groot deel van Europa werd erdoor getroffen. Volgens het KNMI begon de droogte toen al in de herfst van 1920 en duurde voort tot het einde van 1921. In zijn column van 23 september 1922 in de Amsterdammer (tegenwoordig de Groene Amsterdammer) beschrijft Jac. P. Thijsse (1865-1945) het effect van die droogte op de natuur. Ook toen duurde het geruime tijd voordat het grondwaterniveau op het 'normale' niveau kwam. Net als nu waren er zorgen dat zeldzame plantensoorten niet terug zouden komen. Hoe de effecten van de recente droogte doorwerken is ook nu nog onduidelijk. Dat zal de toekomst moeten laten zien. Interessant is de aandacht die hij heeft voor de toen recent ontdekte samenwerking tussen paddenstoelen en planten. Momenteel krijg ik vaak de vraag wat het effect van droogte en het teveel aan stikstof is op dier- en plantensoorten. Daar is al veel over bekend. Zie het stikstofdossier van Nature Today. Maar hoe klimaatverandering en de hoge stikstofdepositie doorwerken op de enorme veelheid aan interacties en onderlinge afhankelijkheden in de natuur is nog grotendeels onbekend.

Column: Paddenstoelen

Van 23 tot 25 september wordt te Utrecht in het Botanisch Laboratorium weer eens een groote Paddenstoelententoonstelling gehouden, georganiseerd door de Nederlandsche Mycologische Vereeniging. Gelukkig zijn er alweer paddenstoelen, maar nog lang niet genoeg, want al klettert de regen alweer vroolijk uren achtereen tegen mijn raam, toch heeft het grondwater nog lang niet het peil bereikt, dat we tot twee jaar geleden als het 'normale' hadden beschouwd. Op onze hooge gronden hebben in die jaren verscheidene plantensoorten veel te lijden gehad en de paddenstoelen niet het minst. Het was veel erger dan in 1911, toen de droogte maar een goed half jaar duurde. Ons beweeglijk duin stoof en rolde meer dan ooit en gaf blak zand te zien, waar vroeger de mooiste bloemen groeiden. Waar het vastgelegd was, door boomen en struiken, hielden ten slotte alleen de taaie mossen het uit, maar al wat niet diep wortelde kwijnde weg en op sommige plaatsen ging zelfs het houtgewas afsterven. Voor een enkele zeldzame plantensoort maakte ik mij zelfs beducht, dat ze uit onze Flora zou verdwijnen.

Misschien zou dat ook gebeurd zijn, als we nog een derde of vierde jaar van droogte hadden gekregen. Maar nu is gelukkig de regen gekomen en wat als plant was afgestorven blijkt toch nog in den grond aanwezig te zijn geweest als zaad of spore, als wortelstok of mycelium. Allerwege komt nu jong gedoe te voorschijn en het bosch begint er alweer gezellig uit te zien al is de chronologie nog een beetje in de war. De woestenij moet natuurlijk van voren af aan beginnen.

In het goede bosch zijn de paddenstoelen altijd present. Al vertoonen de hoeden zich niet, dan vindt ge toch het dunne draderige zwamvlokweefsel in de diepe lagen van de afgevallen naalden en bladeren. Of wanneer ge de worteluiteinden van het naaldhout en loofhout bekijkt, dan vindt ge die merkwaardig vervormd onder invloed van het zwamvlokweefsel, dat niet alleen het worteltje bekleedt, maar ook doordringt tusschen de schorscellen of nog dieper.

Het is nu al vele jaren geleden, dat Frank de aandacht vestigde op dit bondgenootschap van de hoogere planten met sommige zwammen. De verzwamde wortel werd 'mykorrhiza' genoemd en het bleek dat een zeer groot aantal boomen en struiken en kruiden er mee behept zijn. Ook werd al zeer spoedig de meening uitgesproken, dat wij hier te doen hebben met een samenleving tot wederzijdsch voordeel, want in dien tijd had men over het algemeen een blijmoedig vertrouwen in de goedheid van de natuur. Tegenspraak bleef niet uit en tot op den huidigen dag is de zaak nog niet geheel uitgevochten. Ook verkeerde men in het onzekere omtrent de soort van zwammen, die bij de mykorrhizavorming betrokken zijn; sommigen dachten, dat de 'gewone groote paddestoelen' van den wandelaar de hoofdrol speelden.

Bruine ringboleet

Nu zijn juist daaromtrent in den jongsten tijd belangrijke dingen aan het licht gekomen. In 'The Journal for Ecology' van februari 1922 doet Elias Melin een voorloopige mededeeling over de mykorrhiza van den groven den en van den fijnspar. Hij vertelt, dat het hem gelukt is de zwamvlokdraden uit de wortels af te zonderen en dan voort te kweeken. Daardoor werd het hem mogelijk naar willekeur zaden van den en spar te laten ontkiemen en de kiemplantjes te doen voortgroeien al of niet in gezelschap met de zwamvlok. Het bleek nu, dat de zaden van deze naaldboomen geen aanleg van zwamvlok bij zich hebben, wat met sommige andere planten wel het geval is. Bij afwezigheid van de zwam vormt het kiemplantje gewone wortels met wortelharen. In bepaalde gevallen groeit het boompje beter wanneer het mykorrhiza’s kan vormen en Melin vond dat de mykorrhiza voor die naaldboomen onontbeerlijk is, wanneer ze groeien zullen op venigen bodem. Bovendien wezen zijn proeven ook uit, dat de mykorrhiza van den groven den in staat is om de stikstof uit de lucht vast te leggen, evenals de bakterieknolletjes van de vlinderbloemen dat doen. Ten slotte ontdekte hij nog een zwamvlok die met de naaldboomwortels een 'pseudomykorrhiza' vormt, die nadeelig is voor de plant en de zaailingetjes binnen enkele jaren doet afsterven.

Bij voortgezet onderzoek gelukte het Melin zelfs om de identiteit vast te stellen van enkele paddestoelensoorten, die bij de mykorrhizavorming betrokken zijn en dat waren dan twee broodzwammen en wel de bekende Gele Ringboleet, Boletus lutens (nu Suillus grevillei) en de niet minder bekende Bruine Ringboleet, Boletus flavus (nu Suillus luteus), onze twee oude vrienden uit Hei en Dennen. Ze zullen allebei wel op de Tentoonstelling present zijn en mogen een eervolle vermelding hebben als de eerste met tamelijk groote zekerheid bekende vormers van 'goede' mycorrhiza. Maar de eenige zijn ze hoogstwaarschijnlijk niet en wanneer ge wandelt langs de kleurige Russula’s, de snelgroeiende Mycaena’s, de sappige melkzwammen, de slanke Amanita’s, dan moogt ge in hen allen vrienden vermoeden van het bosch en zijn bewoners, onmisbare medewerkers.

Jac. P. Thijsse

Pareltjes

Het archief van de Heimans en Thijsse Stichting zit boordevol met verhalen, gedachten, correspondenties, ideeën en beelden van natuurbeschermers uit het verleden. Ze geven ons inzicht in hoe de natuur vroeger was, hoe men tegen de natuur aankeek en wat men deed of had moeten doen om de natuur te beschermen. In de archieven zitten nog heel veel onontdekte pareltjes.

Tekst: Arnold van Vliet, Heimans en Thijsse Stichting en Wageningen University & Research
Foto's: Jan van der Straaten, Saxifraga (leadfoto: Gele ringboleet)