Geelsprietdikkopje - primair

De zomer is voor dikkopjes

De Vlinderstichting
12-JUN-2025 - De zomervlinders verschijnen. Deze hebben maar één generatie per jaar en vliegen vanaf juni. Vier soorten bruinig gekleurde dikkopjes horen bij die zomervlinders en zijn dus vanaf nu te zien. Het zijn soorten van grasland en heide en ze zijn verspreid over ons land aanwezig, maar ze komen zeker niet overal voor.

Groot dikkopje heeft lichte vlekjes op de onderzijdeHet groot dikkopje is er als eerste bij en komt vanaf eind mei uit de pop. De piek in de vliegtijd is rond 1 juli. Het is een vlindertje van wat ruigere, vochtige graslanden, maar het komt ook veel voor in heiden en venen. Het geelsprietdikkopje en het zwartsprietdikkopje zijn vlinders van drogere graslanden en de kommavlinder is een typische soort van droge heiden. Het geelsprietdikkopje heeft de piek in de vliegtijd rond 10 juli, het zwartsprietdikkopje eind juli en de kommavlinder in augustus. Die vliegtijd verandert trouwens wel de laatste decennia als gevolg van klimaatverandering. Veel vlinders vliegen nu weken eerder dan in de vorige eeuw. Al deze dikkopjes hebben grassen als waardplant. Dit betekent dat de rupsen gespecialiseerd zijn in het eten van gras en geen andere planten kunnen eten.

Van links naar rechts: groot dikkopje, geelsprietdikkopje, zwartsprietdikkopje en kommavlinder

Zwartsprietdikkopjes (en ook geelsprietdikkopjes) zijn effen gekleurd en hebben geen lichte of donkere vlekjesDe kommavlinder is de meest kritische van het viertal en deze soort is dan ook zeldzaam. De rupsen leven vooral van schapengras – een plant van schrale, voedselarme omstandigheden. De andere drie hebben een breed scala aan grassen die gebruikt kunnen worden, zoals breedbladige zwenkgrassen en beemdgrassen, duinriet, kweek, witbol, kropaar, timothee en pijpenstrootje. De aanwezigheid van de waardplant is voor deze vlinders dus geen probleem. Toch komen ze lang niet overal voor en dat heeft onder andere te maken met de overwintering. Het zwartsprietdikkopje zet in juli en augustus eitjes af in de schedes van grassen waar de eitjes overwinteren. Als dat gras na augustus gemaaid wordt verdwijnen de eitjes. De soort kan dus alleen overleven op plaatsen waar grassen in de winter blijven overstaan. Iets vergelijkbaars gebeurt bij het geelsprietdikkopje en groot dikkopje: deze overwinteren als (jonge) rups wat hoger in het gras en kunnen dus niet tegen rigoureus maaien of grazen.

Maaien moet, maar maai niet alles!

Om (bloemrijk) grasland te houden is maaien (of begrazen) wel echt noodzakelijk. De beste manier is gefaseerd maaien, waarbij er bij iedere maaibeurt – en dus ook bij de laatste voor de winter – 15 tot 30 procent van het gras blijft staan. Dit is ook de methode die wordt voorgeschreven in Kleurkeur.

Meer informatie

  • Voor het herkennen van de dikkopjes is een mooie herkenningskaart gratis te downloaden op de site van De Vlinderstichting.

Tekst en beeld: Kars Veling, De Vlinderstichting