Russula nana

DNA uit bodemmonster verraadt Arctisch-alpiene paddenstoelen

Nederlandse Mycologische Vereniging
13-APR-2011 - Een baanbrekend DNA-onderzoek naar de aanwezigheid van paddenstoelen in de bodem laat zien dat soorten paddenstoelen waarvan in Nederland nog nooit vruchtlichamen gevonden zijn en die tot nu toe slechts bekend waren uit het hoge noorden en de Europese bergen wel degelijk voorkomen in Nederland.

Bericht uitgegeven door de Nederlandse Mycologische Vereniging op woensdag 13 april

Een baanbrekend DNA-onderzoek naar de aanwezigheid van paddenstoelen in de bodem laat zien dat soorten paddenstoelen waarvan in Nederland nog nooit vruchtlichamen gevonden zijn en die tot nu toe slechts bekend waren uit het hoge noorden en de Europese bergen wel degelijk voorkomen in Nederland.

Tot voor kort was het vinden van een paddenstoel het enige bewijs dat deze ook daadwerkelijk voorkwam in Nederland. Alleen aan de paddenstoel zelf kon je de kenmerken vinden die nodig waren om deze op naam te brengen. Door DNA-onderzoek aan zorgvuldig gedetermineerde en daarna gedroogde paddenstoelen is het nu mogelijk een soort vingerafdruk te maken van deze paddenstoelen en de gegevens op te slaan. Door deze vingerafdruk te vergelijken met DNA-profielen van schimmels die door onderzoek uit bodemmonsters worden verkregen kan nu worden vastgesteld welke paddenstoelen in de bodem aanwezig zijn zonder dat het noodzakelijk is vruchtlichamen boven de grond te vinden.

Cortinarius favrei (foto, gemaakt in Alaska, en kaartje: József Geml)

Door allerlei onderzoek is veel bekend over wat boven de grond leeft aan planten en dieren. Er is tot nu toe echter heel weinig bekend over de biodiversiteit in de bodem. Ook van de geografische verspreiding van paddenstoelen is weinig bekend omdat de vruchtlichamen maar zeer korte tijd aanwezig zijn en daarnaast vaak langere tijd (soms jaren) helemaal niet verschijnen. Paddenstoelen zijn zeer goede indicatoren om de kwaliteit van de omgeving waarin ze groeien te bepalen. Hun kortstondige aanwezigheid bemoeilijkte het gebruik van paddenstoelen als indicator tot nu toe echter.

In een baanbrekend en nog lopend onderzoek zijn van een aantal duingebieden langs de kust bodemmonsters genomen in kruipwilgstruwelen en onderzocht op het aanwezige DNA van schimmels. In de voor dit onderzoek uitgekozen gebieden hebben leden van de Nederlandse Mycologische Vereniging door de jaren heen veel gegevens verzameld, uiteraard aan de hand van paddenstoelen.

Met dit onderzoek proberen Dr. József Geml and Dr. Machiel E. Noordeloos, beiden werkzaam aan het Nationaal Herbarium Nederland in Leiden, onderdeel van het NCB Naturalis (Nederlands Centrum voor Biodiversiteit) in Leiden, een aantal belangrijke onderzoeksvragen te beantwoorden: Hoeveel soorten schimmels, in het bijzonder paddenstoelen, komen er voor in de gekozen terreinen? Wijkt het aantal met deze methode gevonden soorten af van de met de traditionele methode gevonden soorten? In hoeverre zijn er daadwerkelijk overeenkomsten tussen de mycoflora van de kruipwilgstruwelen in de duinen, en die van de dwergwilgstruwelen in Arctische gebieden? Mycologen vermoeden deze overeenkomst al jaren.

Russula nana (foto gemaakt op Spitsbergen: Machiel Noordeloos; kaartje: Dr. József J. Geml)

De eerste resultaten van het onderzoek zijn verbluffend. Zo is in één bodemmonster van acht gram grond de aanwezigheid van meer dan vijfhonderd soorten lagere schimmels en paddenstoelen aangetoond. Daarnaast is onomstotelijk bewezen dat er in onze duinen paddenstoelen groeien, zoals de hierboven afgebeelde soorten, die vooral bekend zijn uit de Arctische gebieden van Scandinavië en Alaska, maar waarvan nog nooit een vruchtlichaam in Nederland gevonden is. Dit nieuwe onderzoek toont aan dat er door het toepassen van nieuwe methoden in een korter tijdsbestek veel informatie kan vrijkomen die op velerlei wijze inzetbaar is.   

Juist in Nederland kan een dergelijk belangrijk basisonderzoek plaatsvinden, omdat hier door de leden van de Nederlandse Mycologische Vereniging zoveel verspreidingsgegevens en goed gedetermineerde collecties verzameld zijn. Dit is het resultaat van de jarenlange samenwerking tussen amateurs en professionele taxonomen werkzaam aan het Nationaal Herbarium Nederland in Leiden. Juist hierdoor is het mogelijk om de resultaten van zo’n DNA-onderzoek te vergelijken met aanwezige historische gegevens en collecties.  

Tekst: Menno Boomsluiter, Nederlandse Mycologische Vereniging
Verspreidingskaartjes: Dr. József Geml, NHN Leiden 
Foto´s: Dr. József Geml, Dr. Machiel E. Noordeloos, NHN Leiden