Afgelopen week markeerde de start van een vijfjarig EU-project, met 21 partners uit 15 landen. Meer dan 50 deelnemers kwamen online bij elkaar om de lijnen uit te zetten. Showcasing synergies between agriculture and biodiversity, oftewel voor het voetlicht brengen van de samenwerking tussen landbouw en biodiversiteit is de missie van het project, dat wordt geleid door Wageningen Universiteit. Het probleem van de achteruitgang van onder meer weidevogels en boerenlandvlinders is niet zozeer dat we niet weten hoe het beter kan. De kern van het probleem is dat de oplossingen vaak niet goed aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de boeren. Bovendien wordt nog steeds teveel gewerkt met regelingen die van bovenaf worden opgelegd, zonder dat de gebruikers – naast boeren ook tal van andere liefhebbers van het platteland – erover mee kunnen denken. Dat heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Door vanaf het begin de samenwerking te zoeken, moet dat beter kunnen. Boeren kunnen aangeven wat hen aanspreekt of belemmert om biodiversiteit de ruimte te geven. Door ecosysteemdiensten als bestuiving, bodemverbetering en plaagbeheersing door natuurlijke vijanden kunnen boeren er ook bij winnen.
Ook moet biodiversiteit zichtbaar worden gemaakt. Daar kunnen de boeren zelf aan meewerken, maar ook de vrijwillige wetenschappers (‘citizen scientists’). Hier heeft De Vlinderstichting ervaring mee: haar vrijwilligers zorgen jaarlijks voor honderdduizenden waarnemingen van vlinders, waarmee betrouwbare trends van de vlinderpopulaties worden verkregen. Ook elders in Europa neemt de monitoring van vlinders toe. In het project zullen boeren en vrijwilligers worden gestimuleerd om vlinders en bijen op het boerenland te tellen om te onderbouwen welk landgebruik zowel voor boeren als voor de natuur winst betekent. Het EU-project gaat deze samenwerking in de praktijk brengen en onderzoeken in tien landen. In Nederland wordt dat het Zuid-Limburgse Geuldal, waar behalve aan vlinders ook al aan herstel van wilde bijen wordt gewerkt. Hier wordt de benadering van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel in de praktijk gebracht en wordt gemonitord wat dat aan (bijen)biodiversiteit oplevert. Het EU-project bouwt hierop voort en gaat niet alleen breder naar biodiversiteit kijken, maar ook naar de effecten op opbrengst van landbouwgewassen en financiële baten en kosten voor de boer. De inzet is dat deze manier van werken over vijf jaar een voorbeeld wordt van hoe boeren en vrijwilligers, onderzoekers, overheden en andere partijen samen de biodiversiteit op het platteland kunnen verbeteren.
Tekst: Michiel Wallis de Vries, De Vlinderstichting & David Kleijn, WUR
Foto’s: Kars Veling; Femke Kleisterlee