
De Lange Gooren en Krochten is een langgerekt en smal natuurgebied dat tegen de Belgische grens ligt ten zuiden van Breda. Het bestaat uit verspreide restanten van een ooit zeer divers zand- en veenlandschap en herbergt nog steeds verscheidene bijzondere en zeldzame soorten, zoals lavendelhei, knopbies, de zeggekorfslak en de vinpootsalamander. Verdroging, verzuring en vermesting zijn echter grote knelpunten in het gebied. Het uitvoeren van een landschapsecologische systeemanalyse (LESA) is een eerste stap om tot een passende herstelstrategie te komen. Deze geeft inzicht in de vroegere en tegenwoordige processen die de milieuomstandigheden van de vegetatie bepalen. Op basis daarvan worden knelpunten benoemd en worden concrete voorstellen gedaan voor maatregelen die nodig zijn ter verbetering van de waterhuishouding en de daarvan afhankelijke natuurwaarden.
Keten van verdwenen venen
De basis van het landschap van de Lange Gooren en Krochten is gelegd in de laatste ijstijd. Op de toen aanwezige toendra ontstonden diepe smeltwatergeulen door het oppervlakkig afstromen van grote hoeveelheden smeltwater. Aan het einde van de ijstijd werden deze geulen deels opgevuld met zand. Er ontstonden plaatselijk dekzandruggen, parallel aan en loodrecht op deze geulen. Zo werd de afwatering belemmerd en ontstond een stelsel van afvoerloze laagten. Toen het na de laatste ijstijd weer warmer werd, ontstonden er veentjes.
In een intensief gebruikt agrarisch landschap
Vanaf de middeleeuwen werd turf gewonnen uit de veentjes. De Lange Gooren en Krochten was daarna nog tot in de 20e eeuw grotendeels een nat moerasgebied dat kleinschalig in gebruik was als hooiland en hakhoutbos. Destijds werd steeds meer grond in cultuur genomen en werden de bos- en landbouwkavels steeds groter. Het oorspronkelijke zand- en veenlandschap veranderde in een intensief gebruikt agrarisch landschap, met enkele verspreide restanten van het vroegere halfnatuurlijke landschap. Deze restanten vormen nu het huidige natuurgebied.
Logischerwijs hebben deze ontwikkelingen het oorspronkelijke functioneren van dit gebied aangetast. Zo wordt het gebied nu door diepe sloten doorsneden. Dit zorgt ervoor dat de grondwaterstanden in de zomer te diep uitzakken voor natte natuurtypen. De invloed van lokaler, overwegend zuur grondwater is hierdoor toegenomen. Alleen plaatselijk bereikt basenrijk grondwater de wortelzone nog. De waterkwaliteit van zowel het ondiepe als diepere grondwater is bovendien sterk beïnvloed door voedingstoffen uit de omliggende landbouwgebieden.
Ontwikkelingskansen voor natte natuur
De natuurwaarden in de Lange Gooren en Krochten zijn het best bewaard gebleven op de flanken van de dekzandruggen. Hier zorgt een vrij constante toestroom van lokaal grondwater voor vochtig tot natte omstandigheden. Het verminderen van de ontwatering op de hogere ruggen en flanken zorgt voor hogere en stabielere grondwaterstanden in de ruggen en daarmee een betere uitgangssituatie voor vochtige- en natte vegetatietypen. Een aldus verbeterde waterhuishouding biedt mogelijkheden voor uitbreiding en herstel van natte heiden, (hoog)veentjes, gagelstruwelen, zure kleinezeggemoerassen en heischrale graslanden. Hiermee wordt ook het leefgebied van kwetsbare diersoorten, zoals het heideblauwtje, de venwitsnuitlibel en de levendbarende hagedis, verbeterd en uitgebreid.
Meer informatie
- Wil je meer weten over de herstelmaatregelen die genomen gaan worden in de Lange Gooren en Krochten om dit te bereiken? Lees dan ons artikel 'Lange Gooren en Krochten: eerste stappen naar systeemherstel van natuurrelicten' (pdf: 1,3 MB) in het tijdschrift Natuur Bos Landschap.
Tekst: Louise Franssen en Esther van Hoof, Stichting Bargerveen; Fabian Meijer, Bosgroep Zuid Nederland
Beeld: Fabian Meijer (leadfoto: bloeiende teer guichelheil); Louise Franssen; Leenders